[ivory-search id=”1015″ title=”Custom Search Form”]

Afgeleide data

Onder afgeleide data verstaan we gegevens die zijn bewerkt of verwerkt tot bestanden die bruikbaar zijn voor Mirror. Het kan bijvoorbeeld gaan om een bundeling van losse gegevens tot een enkel bestand of het opschonen van aangeleverde gegevens. Zie voor meer details de onderliggende items.

Stromen

Door het formatiebestand op peildatum 1 oktober van het jaar t op taakniveau te koppelen aan het formatiebestand in het jaar t−1 bepalen we de stromen. We onderscheiden de volgende stromen, waarbij sectoren afzonderlijk worden beschouwd:

Instroom: de persoon is in de sector aanwezig in het formatiebestand van jaar t, maar niet in het formatiebestand van jaar t−1;

Uitstroom: de persoon is in de sector aanwezig in het formatiebestand van jaar t−1, maar niet in het formatiebestand van jaar t. Dit betekent dat een persoon al zijn/haar taken verlies;

Taakverandering zonder taakverlies (taakvergroting of taakverkleining): de bestaande taak verandert van omvang van jaar t−1 op t maar blijft op dezelfde school;

Taakverlies: dit betreft diverse varianten waarbij de persoon in ieder geval van school verandert, maar mogelijk ook van functie verandert en/of van taakomvang verandert. De persoon blijft dus in tegenstelling tot uitstroom wel in de sector werken;

Functieverandering: de taak verandert van functie op dezelfde school.

Alle mogelijke varianten van deze stromen worden apart bepaald en dienen als input voor het schattingsproces.

Startbestanden

De laatst bekende stand van de personele formatie wordt opgeslagen in drie startbestanden:

Personen (bevat een persoonsnummer, geslacht en geboortedatum van alle werkenden, en eventueel bevoegdheden)

Taken (bevat o.a. een persoonsnummer, brin, schaal, periodiek, fte, fte seniorenregeling, functie, en eventueel vakken)

Scholen (bevat o.a. brin, gemeentenummer, schooltype, leerlingenprognose en denominatie)

Een persoon kan meerdere taken hebben op verschillende scholen. De gegevens van de taken zijn opgenomen in het takenbestand. Personen en taken zijn te koppelen via het persoonsnummer. In het takenbestand is ook een brin opgenomen, waardoor een taak te koppelen is aan een school in het scholenbestand.

Stille reserve

De voor instroom beschikbare stille reserve bestaat uit personen die als leraar of directeur hebben gewerkt maar nu niet meer in de betreffende onderwijssector werkzaam zijn en uit personen die zich recent hebben aangeboden op de onderwijsarbeidsmarkt, maar geen baan konden vinden. De omvang van deze groep is voor de mbo-sector moeilijk vast te stellen, omdat daar andere bevoegdheidseisen gelden.

Details

Omdat de actuele gegevensbestanden geen data van voor 1994 bevatten bestaat de stille reserve uit twee delen: personen die voor 1994 hun functie hebben verlaten en personen die vanaf 1994 hun baan hebben beëindigd. Op basis van het formatiebestand kan de stille reserve van personen die na 1994 hun baan hebben verlaten worden bepaald.

Waar het gaat om het deel van de stille reserve bestaande uit personen die voor 1994 zijn uitgestroomd wordt sinds de eerste Mirror-raming gebruik gemaakt van oudere, niet rechtstreeks aan de formatiebestanden koppelbare, reservebestanden. Hieruit worden elk jaar – met behulp van een benadering via de vorige versie van Mirror – die personen die intussen weer zijn ingestroomd verwijderd. Dit impliceert dat we dit deel van de stille reserve niet precies kunnen bepalen. De betekenis van deze groep als potentiële bron van personeel wordt gaandeweg echter steeds kleiner omdat de kans om terug te keren in het onderwijs sterk afneemt met de duur van de afwezigheid.

Conjunctuurscenario’s

In Mirror wordt gebruik gemaakt van de aan de conjunctuur gerelateerde variabelen groei van het bruto binnenlands product en (regionale) werkloosheid. Voor deze cijfers zijn CBS realisatiecijfers beschikbaar en prognoses voor de korte termijn van het CPB. Deze zijn in de raming gebruikt. Voor latere jaren na de prognoses van het CPB zijn drie scenario’s gehanteerd: een optimistisch, neutraal en pessimistisch scenario. Daarbij betekent optimistisch hogere groei. We spreken met nadruk van scenario’s omdat het opstellen van nauwkeurige prognoses van conjuncturele ontwikkelingen op de langere termijn ondoenlijk is. In de scenario’s is een conjunctuurgolf verwerkt rond een langjarig historisch gemiddelde. Daarbij gaat een stijgend bruto binnenlands product gepaard met een lagere werkloosheid en vice versa.

De scenario’s hebben een effect op de uitkomsten van de arbeidsmarktramingen via:

Conjunctuurafhankelijkheid van stromen (via geschatte modelparameters in stroomvergelijkingen);

Conjunctuurafhankelijkheid van de beschikbaarheid van het aantal afgestudeerden van de lerarenopleidingen.

De uitkomsten van de arbeidsmarktramingen onder deze drie conjunctuurscenario’s geven daarmee enig inzicht in de conjunctuurafhankelijkheid van de arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel. Zie de ramingsrapporten onder publicaties voor meer specifieke informatie over de in een raming gehanteerde conjunctuurscenario’s.

Aanbod afstudeerders

Het aanbod van afstudeerders voor de onderwijsarbeidsmarkt wordt bepaald door achtereenvolgens:

Het aantal personen dat afstudeert van de opleiding tot leraar

Het percentage afgestudeerden dat zich daadwerkelijk aanbiedt op de onderwijsarbeidsmarkt (beschikbaarheidspercentage)

Uitgangspunt voor de toekomstige ontwikkeling van het aantal afstudeerders van de lerarenopleidingen zijn de referentieramingen van het ministerie van OCW. De referentieramingen geven onder andere informatie over het verwachte aantal afgestudeerden. Het betreft gegevens voor de pabo, hbo lerarenopleidingen (hbo-lo) en de universitaire lerarenopleidingen (ulo).

In de praktijk gaat slechts een deel van de afgestudeerden daadwerkelijk in het po dan wel vo werken. In het po wordt  aangenomen dat op termijn gemiddeld 92% van de afstudeerders van de pabo in het po werkzaam zullen zijn en van de afstudeerders van de hbo-lo en ulo gemiddeld 66% in het vo gaat werken. Het percentage voor het vo is lager dan het percentage voor het po, omdat er een kleiner deel in het onderwijs gaat werken en er daarnaast nog een deel van die afgestudeerden in het mbo gaat werken. Deze percentages zijn gebaseerd op de Loopbaanmonitor (zie Recente Publicaties).

De beschikbaarheid wordt geacht afhankelijk te zijn van de conjunctuur. Aangenomen wordt dat het percentage dat beschikbaar is voor het onderwijs meebeweegt met de ontwikkeling van het werkloosheidspercentage. Tevens is het gemiddelde niveau onder het pessimistische scenario ietwat hoger dan bij het optimistische scenario.